Deel op

Ergotherapie voor het behoud van de functionele capaciteit en sociale participatie van de thuiswonende fysiek kwetsbare oudere persoon.

Oudere personen hebben dezelfde menselijke noden als elk ander persoon. Ze willen actief deelnemen aan het dagelijks leven, zelfstandig zijn en sociale momenten beleven met vrienden en familie. Valpartijen, mobiliteitsvermindering, de aanwezigheid van chronische aandoeningen kunnen dat belemmeren. Woningen zijn vaak niet aangepast aan de veranderende lichaamsconditie van de oudere persoon waardoor ze te lang onveilig thuis wonen.

Ergotherapie speelt een cruciale rol in de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de oudere persoon zodat zij of hij veilig thuis kan blijven wonen maar die rol is nog te weinig bekend. Daarom creëerde een multidisciplinair team met de steun van Evikey een wetenschappelijk onderbouwde richtlijn voor ergotherapeuten om evidence based te werken met oudere personen en hun mantelzorger. Tegelijk schept ze duidelijkheid waarvoor collega’s in de zorg oudere personen kunnen doorverwijzen naar de ergotherapeut zodat die op een veilige, zelfstandige en gelukkige manier kunnen genieten van hun thuis.

Voor het artikel spraken we met twee van de richtlijnontwikkelaars: Leen Bouckaert (LB) en Leen De Coninck (LDC). Ze zijn allebei ergotherapeute en gerontologe met een enorme passie voor oudere personen. Samen brengen ze heel wat wetenschappelijk onderzoek en expertise mee aan tafel voor het optimaliseren van de ouderenzorg in België.

Interview met twee richtlijnontwikkelaars

Hoe is de kwaliteit binnen de ouderenzorg in België?

LDC: De zorg voor oudere personen in België is niet slecht, maar de investeringen gingen in het verleden teveel naar de zorg en te weinig naar het trainen van de autonomie. Door taken uit handen te nemen, beweegt de persoon minder en gaan de spieren atrofiëren. De ergotherapeut focust op het stimuleren van die mobiliteit.

LB: De oudere persoon heeft het vermogen om nieuwe dingen te leren of via een hulpmiddel zelfstandige handelingen uit te voeren. Dat is meestal ook de wens van de persoon zelf. Ze wassen zich bijvoorbeeld liever zelfstandig maar vaak wordt die stap overgeslagen en komt iemand langs die het voor hen doet. De financiering van ergotherapie speelt daar een belangrijke rol in omdat het bij deze doelgroep nog niet terugbetaald wordt en dus een financiële drempel creëert.

LDC: Nochtans is internationaal bewezen dat het kosteneffectief is. Door ergotherapie in te schakelen, kan je andere dagelijkse dienstverlening afbouwen. Dat maakt ruimte vrij om mensen op de wachtlijst sneller te helpen en het is een efficiëntere zorgformule. In het begin is het een kost, maar door de verhoogde autonomie zijn thuisbezoeken op lange termijn niet meer nodig.

Is er uniformiteit binnen de ouderenzorg?

LDC: Algemeen is de zorg goed, maar er is altijd verbetering mogelijk. Het kan heel verschillend zijn als de oudere persoon in een stad woont of op het platteland maar er zijn ook interregionale verschillen op het gebied van de beschikbaarheid van ergotherapie of de mate waarin men multidisciplinair samenwerkt.

LB: De verschillen tonen zich ook volgens het type dienstverband dat bepaalt wat ergotherapeuten kunnen doen. Zij willen hun werk in veel gevallen anders organiseren, maar het past niet altijd binnen het werkkader. We merken daar een disbalans en dat is als ergotherapeut niet zo gemakkelijk te aanvaarden.

Waarop focust de ergotherapeut in de therapie?

LDC: Zij of hij bevraagt de noden, kijkt naar mogelijkheden en alternatieven. Niet alleen praktische zaken, zoals zich wassen en aankleden, maar ook het deelnemen aan activiteiten wordt besproken. Oudere personen kijken enorm uit naar dat sociaal contact. Het maakt dat ze niet vereenzamen of geïsoleerd raken.

LB: Waar we ook naar kijken is de psychische en fysieke belasting van de mantelzorger. Als die te zwaar is, proberen we haar of hem te ontlasten want als de mantelzorger zich niet goed voelt, heeft dat impact op de oudere persoon. We spelen in op de noden van beide partijen zodat de balans in het gezin of binnen het koppel goed blijft.

Voor wie is de richtlijn ontwikkeld en hoe verloopt de uitrol ervan?

LDC: De richtlijn kan enerzijds handvaten bieden voor de ergotherapeut maar ze biedt tegelijk een houvast naar het beleid toe. Ze toont leidinggevenden het belang van het meermaals aan huis komen om de relatie en de therapietrouw te stimuleren.

Voor de uitrol focussen we op twee aspecten: het breder bekend maken van ergotherapie en de transformatie binnen de eerstelijnsgezondheidszorg. Die was in het verleden vooral gericht op acute geneeskunde maar bij oudere personen zien we meer chronische aandoeningen die vragen om een geïntegreerde aanpak. We werken nu binnen zorgregio’s waarin de ergotherapeut zich moet profileren door zich bekend te maken bij de kine, de huisarts en de verpleegkundige.

De richtlijn maken we verder bekend via Evikey en haar partners zoals ebpracticenet. Zij publiceren een samenvatting van de richtlijn op hun website zodat ze zich verspreidt onder de hulpverleners.

LB: We organiseren ook twee webinars voor ergotherapeuten om zoveel mogelijk mensen te bereiken in Vlaanderen. Tijdens die online ontmoetingen lichten we de aanbevelingen vanuit de richtlijn toe. We zetten in op onderlinge uitwisseling, dialoog en denken na over hoe we de richtlijn vertalen naar de eigen praktijk en wat daarvoor nodig is. Na Vlaanderen zullen de webinars in Wallonië gelanceerd worden.

LDC: Ook via sociale media en binnen opleidingen is het de bedoeling dat de richtlijn aan bod komt door studenten te stimuleren om ze te implementeren tijdens hun stage. Een student is de ideale persoon om aanbevelingen binnen de richtlijn te piloteren. Als het op stageplaatsen aanslaat, is de kans op een duurzame toepassing groter.

We hopen dat de richtlijn een tool zal zijn om uniformiteit binnen de ouderenzorg te stimuleren zonder de eigenheid van de persoon uit het oog te verliezen en dat ze op lange termijn een mooie impact zal hebben op het geluk en welbevinden van onze oudere generatie.

Implementatieplan

Dit project vergde ook het opstellen van een implementatieplan. Die taak werd toevertrouwd aan een consortium onder leiding van de UGent.

Er werd een implementatiestrategie ontwikkeld voor de richtlijn “ergotherapie ter bevordering van de functionaliteit en de sociale participatie van fysiek kwetsbare thuiswonende ouderen”, gebaseerd op een ‘mixed method’. Ze ontstond als co-creatie van 83 stakeholders, verdeeld over Vlaanderen en Wallonië. In totaal werden 43 strategieën bepaald die van nut kunnen zijn voor de implementatie. Diegenen met de hoogste prioritiet werden visueel voorgesteld in een logic model. De voorgestelde strategieën werden afgetoetst aan bestaande literatuur omtrent fragiliteit en richtlijnimplementatie om de effectiviteit ervan na te gaan.

Je kunt dit plan bekijken in het downloadbare rapport hieronder.

Projectcoördinatie:

Artevelde Hogeschool (ontwikkeling van de richtlijn) en Consortium onder leiding van UGent (implementatieplan)

Projectleiders:

Leen De Coninck (ontwikkeling van de richtlijn) & Dominique Van de Velde (implementatieplan)

Uitvoeringsjaar:

2020

Looptijd:

24 maanden (uitgesteld vanwege de Covid-19 periode)

Betrokken beroepsgroepen:

Ergotherapeuten